Britten voert je mee naar de donkere middeleeuwen, maar niet zoals Wagner dat in zijn opera’s doet. Geen bombast; met een handvol instrumentalisten en zangers – allen mannen, zoals de oude kerkelijke traditie voorschrijft – weet hij de voor hem typerende ‘suspense’ te creëren. Feilloos weet hij in noten en instrumentatie de personages te karakteriseren. Tot in de kern treffen ijzingwekkende rijzende en dalende glissandi het geweeklaag van madwomen en een heen en weer springende, toeterende hoorn vergezelt de immer wat rauwe ferryman. Het doet soms atonaal aan, en Britten schuwt af en toe een clusterakkoordje niet, maar nergens verheft hij een bepaalde compositietechniek tot zijn credo. Dat heeft hij niet nodig. Zijn muziek is door en door Engels, wars van dogma’s, en altijd met een lichte, melodieuze toon. Tekst en muziek vormen een volmaakte symbiose, die je alleen bij de grootste componisten aantreft. Plotseling wordt zo de grauwe, door de muziek bijna aanraakbare mist rond de Curlew verjaagt als Britten halverwege het stuk, Madwomen een ode aan de vogels van de Curlew laat zingen, die zowel de Ferryman als de luisteraars niet onberoerd kan laten.
Het is opmerkelijk dat dit meesterwerk, met een zeer bescheiden bezetting, niet vaker wordt uitgevoerd. Er bestaan slechts een bescheiden aantal opnames en het is frappant dat een luisteraar die vertrouwd is met de passies van Bach, geen notie heeft van dit geniaal getoonzette lijdensverhaal. Een enkele recensent beweert dat dit werk op termijn als een van de belangrijkste religieuze werken van de 20e eeuw zal worden beschouwd. Hij zou wel eens gelijk kunnen krijgen.
Een uitvoering die de Muziekbank in haar collectie heeft:
Zie voor een eigentijdse uitvoering op Youtube.